Na het afronden van mijn voorlopige beschrijving van de oorlogsjaren van Kaptijn is een boek verschenen dat nieuwe aanwijzingen kan geven over zijn behandeling tijdens zijn gevangenschap vanaf medio 1943.
Voor de publicatie over de Jacht op het verzet uit 2013 onder redactie van Ad van Liempt hebben vijf onderzoekers een jaar lang strafdossiers doorgeploegd in het Nationaal archief over strafzaken tegen 200 overleden Duitse en Nederlandse oorlogsmisdadigers.
Zij hebben onderzoek gedaan de strijd van de Duitse Sicherheitsdienst en de Nederlandse politie tegen het verzet in ons land. Vele misdaden zijn begaan zonder vorm van proces met martelingen en represailes.
In de dossiers troffen de onderzoekers de namen aan van 12.000 arrestanten wegens hun activiteiten die de Duitse en Nederlandse autoriteiten onwelgevallig waren. Voorbeelden zijn het dragen van een speldje of aanslagen op autoriteiten.
De namen van de arrestanten staan niet op internet maar wel kunnen belangstellenden navraag doen bij het Nationaal archief of er informatie is over bekende familieleden. Inmiddels heb ik vernomen dat er ook informatie is over Willem Kaptijn. Ook is gebleken dat namen van autoriteiten voorkomen die reeds in de stukken zijn genoemd die elders zijn gevonden over Kaptijn. Het is wellicht mogelijk dat hierin nieuwe nu nog onbekende gegevens naar voren komen die licht werpen op de activiteiten van Kaptijn in de oorlog.
Bij het lezen van het boek heb ik me de vraag gesteld of het mogelijk is dat degenen die Kaptijn hebben ondervraagd zich zo hebben misdragen als oorlogsmisdadigers tegenover hun gevangen dat daarvoor enkelen de doodstraf hebben gekregen. Opmerkelijk is tevens dat Kaptijn niet uitdrukkelijk heeft geschreven in de bewaard gebleven stukken over de oorlog dat hij persoonlijk ook mishandeld is tijdens zijn gevangenschap.
Na lezing van bijna 400 bladzijden met een continue opsomming van de strafbare daden van de 200 oorlogsmisdadigers tegen hun gevangenen zal bij de meeste lezers een beeld achterblijven dat bijna alle opgepakte verzetsmensen slachtoffers moeten zijn geweest van bestraffingen en martelingen. Bij de beschrijvingen in de strafdossiers gaat veel aandacht uit naar de willekeur die heerste aan het einde van de oorlog in 1944 en 1945. De vraag is dan of dit ook reeds in 1943 aan de orde van de dag was, of het overal in ons land op dezelfde schaal voorkwam en of er überhaupt gevangenen zijn geweest die persoonlijk minder of weinig van de bestraffingen hebben ondervonden, bijvoorbeeld tegenover voormalige Nederlandse militairen en krijgsgevangenen.
Het is mogelijk dat Kaptijn zijn ervaringen in gevangenschap wel heeft beschreven maar dat deze niet bij zijn persoonlijke stukken zijn bewaard en na de oorlog wel heeft aangeboden bij een tot nu toe onbekende ontvanger of instantie. Of hij heeft dat niet willen beschrijven of niet willen delen met anderen. In zijn terugblik in 1947 schreef jij bijv. over zijn verblijf het Scholtenshuis vanaf augustus 1943: “Het verhoor ging daarna tot half zes kalm door en nadat ik het verbaal had onderteekend kon ik gaan. (..) Ackermann had zich van den minst beroerden kant laten zien.” Over kamp Vught van 27 oktober 1943 tot juli 1944 schreef hij: “Hierover zwijg ik liever.”
Namen van misdadigers bij de SD in Groningen en Haarlem die voorkomen in de stukken van Kaptijn zijn Agema, Lehnhoff en Ackermann.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten